Tuffie wippen

Leon van Mourik / 03-08-2008

Beste buurtgenoten,

Als ik, Leon van Mourik, geboren op 6 augustus 1945, terugdenk aan mijn jeugd in de jaren '50 op de Oostelijke eilanden, is dat met een warm gevoel over een tijd waarin alles nog niet zo snel ging. Mijn hele familie, zowel van vaders- als van moederskant, woonde op de Eilanden: opa, oma, ooms, tantes, neven en nichten, achterneven en -nichten.Het kon niet op! In het dagelijks taalgebruik was toch al iedere volwassen buurtbewoner "oom"of "tante", daarbij was er vaak ook nog de echte familieband, dat gaf veel mogelijkheden voor het bietsen van een zakcentje. "Aan de andere kant kon je als kind niks flikken of iemand had je in de smiezen; dan werd het doorgeluld en kon je 's avonds een pak op je sodemieter verwachten". (dialect) In de Gouden Eeuw, 350 jaar geleden, werden Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg aangeplempt in het Y. Drie eilanden, bedoeld als werkgebied voor de groeiende stad. In mijn jeugd waren de eilanden nog steeds een industriegebied. Tientallen grote en kleine bedrijven waren hier nog actief. Er ging veel vrachtverkeer door de smalle straten en het was voor kinderen eigenlijk levensgevaarlijk om op en rond deze bedrijven te spelen; daarbij was er ook nog het gevaar van het overal aanwezige water. Er zijn in die jaren meerdere buurtkinderen om het leven gekomen door verkeersongelukken of verdrinking. Ik betreur nog steeds hun lot en gedenk ze bij deze. Ondanks de vaak slechte woonomstandigheden was er een sterke saamhorigheid en levenslust in de wijk; het verenigings- en clubleven bloeide, de politiek en de kerken waren actief, er werd veel voor de kinderen georganiseerd en de meeste kinderen groeiden op tot weerbare Amsterdammers. Ik ben het ene jaar met het Katholieke patronaat op vakantie geweest naar een klooster in Brabant en het volgend jaar naar het kinderkamp "Zonneschijn"op de Veluwe met de "rode"speeltuinvereniging. Ik kan dus het "onze vader"en een "wees gegroetje"  bidden; maar ook de "Internationale"  en het lied van kamp "Zonneschijn" zingen. Ik denk met warmte terug aan al die vrijwilligers, die zich inzetten om ons "bleekneusjes" een leuke vakantie te bezorgen; in het bijzonder aan "tante Marie Altelaar",  die terecht is geeerd door het plein bij de Oosterkerk naar haar te vernoemen. Een sterke,  sociale vrouw. In de jaren '50 werd ook de eilandenboulevard gerealiseerd; een stukje snelweg in de stad, een snelle Oost-West verbinding met nog méér vrachtverkeer. Het gaf de jeugd nog meer de kans op "tuffie wippen", achterop een vrachtwagen hangen, goed vasthouden en dan maar hopen dat je een flink stuk in de richting van je bestemming werd gebracht. Van de kerk naar het "lange end" op Wittenburg en vice versa was makkelijk zat, maar als de vrachtauto onverhoopt te veel snelheid maakte, de gracht opreed en je er niet vanaf durfde te springen, was je letterlijk nog verder van huis!

Nee, dan kon je beter vanuit de stad, in de namiddag meeliften met een Van Gend & Loos paard en kar. Stapvoets klosten de paardenhoeven je huiswaarts, zij op weg naar de loodsen en stallen aan de Cruquiusweg en wij hongerig op weg naar huis. Je moest wel uitkijken voor sommige koetsiers; ze zwiepten soms zonder om te kijken, met hun lange zweep naar achteren om je te verjagen. Als je geraakt werd had je een pijnlijke striem. In de winter of met regen werd de lading afgedekt met een zeil, dat als een puntdak over een balk hing. Dan was het nog prettiger om je te laten vervoeren. Je zat lekker droog met je gezicht naar het achterop sukkelende verkeer; niemand leek haast te hebben........................................................................................................................................paard rustig doorliep, dan kreeg je een flinke knal of een schopen maakte je dat je wegkwam. Ook stapte een koetsier soms van de bok op straat, terwijl zijn paard bleef doorlopen, dan stond hij plotseling voor je en schrok je je rot, maar meestal bleef het bij vloeken en dreigen. Er waren gelukkig ook oudere koetsiers die het meerijden glimlachend goedkeurden.

Dichter bij de stal gekomen, bijvoorbeeld op de eilandenboulevard, gingen de paarden vaak in draf en ging de snelheid van gemiddels 6 km p/uur naar wel 10 km p/uur.Al het overige verkeer, inclusief de buslijn M, sukkelde er achteraan maar niemand maakte zich druk; paard en kar hoorden nog bij het stadsleven. Het paard van de schillenboer, de aardappelboer, kolenboer, groentenboer, melkboer enzovoort is verdwenen; daarmee ook de paardenvijgen tot groot verdriet van de stadsmussen, die op het punt staan uit de stad te verdwijnen. Er is veel veranderd. Zwemmen op het zandje aan de prins Hendrikkade. Met je vriendjes struinen op de Kaai, de eerste patat frites, klein zakje 15 cent, middel 20 cent, groot 25 cent, mayonnaise of piccalilly 5 cent extra. Buurtwinkels, ieder met zijn eigen specialisatie. Wachten op je beurt en inmiddels de laatste nieuwjes uit de buurt vernemen; ook als ze niet voor kinderen bestemd waren. Zondag's naar Zeeburg, het 5 centenbad; een pierebad voor de kleintjes; een apart vrouwenbad en een gemengd diep bad; alles gebouwd van houten planken; onder water alles begroeid met wier en zoetwatermosseltjes.

Meer dan 50 jaar zijn verstreken, toch lijkt het nog kort geleden, mede door de verhalen in dit boek die herinneringen losmaken. Ik wens U allen veel leesplezier en inspriatie voor uw eigen verhaal. Vele groeten van Leo van Mourik

Deel deze pagina: