Terwijl ik hier woon

Alma Hoogeveen / 17-11-2008

20 juli, hartje zomer, iedereen met vakantie en ik heb de kachel aan. Emmers staan strategisch opgesteld onder m’n tuinparasol regenwater op te vangen. Gelukkig woon ik al twaalf en een half jaar op het Kattenburgerhof, anders zou ik er misschien toch somber van worden, als de zoon van de vorige bewoonster, die me het huis liet zien op een mooie winterse dag.

‘Een somber huis, mevrouw.’ Míjn enthousiasme  kreeg hij er niet mee stuk. De buurt was leuk. Veel groen en stil, de huizen lelijk maar … als ik twee kamers tot één kon maken, m’n boekenkasten en tafels erin konden … En zie, wat een cadeautje hier op me te wachten lag. Waar ik vreesde driehoog bovenachter terecht te zullen komen, met grijpbaar uitzicht op de eettafel van overburen, was er hier, stel je voor, een flat met tuin, dan park met waterzwarte bomen afgebiesd met randjes sneeuw, een pad, een vaart en dan pas overkant met huizen. Als ik dit kreeg! Zestig gegadigden bleek later.

Gewapend met meetlint, liniaal, een heel bloknoot en m’n, bij voorbaat, op schaal getekende meubels, toog ik naar een vriendin op Waaigat. Zij vond dat ik het verdiende. We besloten ter plekke dat dit huis voor mij was en ik probeerde m’n inrichting uit, vulde met dikke letters JA in op de antwoordkaart en deed dat gelijk tussen de slager en Aat Veldhoen op de bus.

Het kwam goed tussen mij en dat huis. Een week later haalden drie generaties vrouwen de sleutels op. Samen namen we bezit van het huis. ‘Oma’, riep m’n kleindochter toen zij mijn nieuwe wereld van binnenuit  bestudeerde, ‘je hebt een kabouter in je tuin, die mag je niet weg doen hoor’.

Dus noemde ik hem Okkie, naar een teckel die we ooit hadden en voerde jarenlang eindeloze gesprekken met hem vanachter m’n computer als ik woorden zocht voor de stukken in het WOUWblad of piekerde over de juiste formulering voor de boekjes die ik schreef over m’n reizen.

Op een gegeven moment was hij het zat. Hij werd overschaduwd door de struiken die maar groeiden en groeiden en hem de adem benamen. We vervreemden van elkaar. Hij wilde lucht en verhuisde naar de bank op het balkon van een andere Waaigat vriendin.

Zodoende waakte hij niet meer over me die keer toen m’n buurvriendin koffie kwam drinken en bijna struikelde over een slaapzakmens, lekker dicht tegen het huis aan, droog onder de galerij, z’n voeten voor m’n deur.

De buren namen het over. ’Ik bukte me al, ik dacht dat je gevallen was, wilde je oprapen’, zei de buurman die ik belde, ‘maar het waren er twee! Vast toeristen, moeten even uitslapen voor ze het nachtleven induiken. Bel de politie maar als ze er om negen uur nog liggen.’

Ze waren weg. Maar, ‘pssst, pssst’, riepen buurvrouwen aan de andere kant de volgende morgen. ‘Vond je dat niet eng, gisteren?’ Ze hadden beraadslaagd wat te doen, ‘want die mevrouw is met vakantie’, riep de een, ‘nee nee’, zei een ander, ‘vanmorgen zag ik haar boodschappen doen’. Eén had toen toch de politie gebeld. Die kwam tegen half negen en werkte de mannen stilletjes weg. Zo stil, dat ik er niets van had gehoord.

Ook niet meer, toen ik terug kwam van m’n inmiddels volwassen kleindochters verjaardag. ‘Ik zag je’, riep een bovenbuur nog opgewonden. ‘Was je de hele avond weg? Er is bij mij ingebroken, hij klom tegen jouw schutting op!’ Knap idioot, leek me. Iemand was alert, belde de politie en verjoeg intussen die gast. Wij troffen maatregelen.

Dit was, na die keer dat er om één uur ’s nachts werd aangebeld en ik tussen de lamellen van de luxaflex pardoes in de tegen de ruit geplakte snufferd van een mij zeer onbekende jongeman met capuchon op, keek, die zich verontschuldigde en ijlings de benen nam en voor die keer dat een mevrouw me vertelde dat er boeven in de bosjes achter m’n tuin kropen om zich van hun uitgegeven signalement te ontdoen.

‘Tja’, zei de buurman van de ‘slapers’, toen hij struiken voor me snoeide, ‘ik zal die takken achter je schutting gooien want het ruikt er naar mensenpoep’.

Okkie zou weer lucht gehad hebben.

Een paar dagen geleden vulde ik een tevredenheidsenquête voor De Key in. Veiligheid: neutraal. Nergens was er ruimte om je antwoorden toe te lichten, te vertellen dat ook ik behoefte heb aan lucht, aan ruimte, de muren van de kamers wel eens flink opzij wil duwen.

 

Deel deze pagina: