Een kwajongen van Kattenburg

Koos van Deyl / 03-10-2008

Hallo Kattenburgers,   

                                                             

Mijn naam is Koos van Deijl en ik ben geboren in de Mariniersstraat nr. 3 in een kelder op 16 september 1950. Daar heb ik tot mijn 14e jaar gewoond, toen moesten wij (mijn ouders, broer, zusje en ik) eruit. De woning was al ongeveer een jaar daarvoor onbewoond verklaard. Ik heb een fantastische jeugd gehad op Kattenburg. Ik heb op de T.Taelmanschool gezeten op de Kattenburgerkade.

Hier volgen een paar herinneringen uit mijn jeugd. Op een vlotje van een kindermatrasje met een paar planken erop peddelde ik met een stok in de vaart, terwijl ik niet kon zwemmen. Mijn moeder werd gewaarschuwd en durfde mij toen niet te roepen uit angst, dat ik daarvan zo zou schrikken dat ik te water zou raken. Eenmaal op de kant, werd ik  min of meer naar huis “geslagen”. Uiteindelijk heb ik bij de Mariniersbrug leren zwemmen aan een touw. Later doken we van die brug af en soms lieten we ons van de brug zakken op een voorbij varende dekschuit en voeren mee tot het einde van de Dijksgracht en zwommen dan weer terug. Ook leerde ik schaatsen op de Kattenburgervaart.

Altijd was ik op straat, voetballen, rolschaatsen en kattenkwaad uithalen. Krenten en ijsjes jatten in de pak-en/of vrieshuizen op de “kaai”(Piet Heinkade).Bij zo’n gebouw dat leeg stond, heb ik eens zo’n 80 ruiten ingegooid samen met vriendjes. We werden toen gesnapt en de schade moest door onze ouders vergoed worden. (zouden ze nu óók eens moeten doen!!)

Ik voetbalde bij FIT en ging op een middag trainen toen er een grote doos op de weg voor ons huis lag. Ik probeerde hem op te tillen; hij was erg zwaar en ik riep mijn vader. We brachten de doos naar beneden en wat bleek: er zat een splinternieuwe naaimachine in; waarschijnlijk van een vrachtwagen van RSK gevallen. Mijn tante heeft wat afgenaaid……. op dat ding.\Kerstbomen werden verzameld om met Oud en Nieuw op het Mariniersplein te verbranden. (overigens werden er ook tegelijk andere dingen verbrand). Om te voorkomen dat “onze” bomen werden gejat door de Wittenburgers, verstopten we ze in oude leegstaande huizen. De legendarische vechtpartijen bij het Kippenbruggetje hadden dus ook o.a. met de kerstbomen te maken.

Ooit kwam ik met een zwerfkat thuis en vroeg of ik hem mocht houden. Mijn vader zei: “Maak dat je weg komt met dat beest”, waarop ik antwoordde: “Nou dan gooi ik hem in het water”. “Je doet maar”, zei papa. Zo gezegd, zo gedaan. Ik pleurde hem in de vaart. Half Kattenburg op stelten! Kosie was weer bezig geweest en de kat werd gered.

Toen ik een jaar of 8 was hield mijn buurjongen Jopie Roessink me bij wijze van geintje op de kade boven het water. Ik kon nog niet zwemmen en was dus bang. Hij was een stuk ouder dan ik. Maar ik vergat dit niet. Misschien wel een jaar later stond hij bij het water en was hij de klos want ik gaf hem een gier en daar lag-ie in de plomp. Verder was ik best wel aardig, een echte kwajongen van Kattenburg met veel vriendjes.

Het deed me goed dat ik in 1976 terugkeerde op Kattenburg met mijn vrouw en twee dochters. Het is natuurlijk niet meer het Kattenburg van vroeger maar we wonen hier heerlijk.

Deel deze pagina: