Inburgeren

Awraham Meijers / 15-10-2008

Ruim vier jaar wonen wij nu op Wittenburg. "Zo lang alweer?" Inderdaad, net wat U zegt, de tijd vliegt. In het begin was het leven hier geen te gek feest voor mij -  eega vond het meteen dolletjes. Maar ik stond dus niet te juichen. Was zelfs treurig, bij tijd en wijle. Vond het maar een slaperig wijkje. Laat ik het aldus samenvatten: ik vond het allesbehalve leuk in dit tochtige oord en ging gebukt onder heimwee, wilde wel terugkruipen naar waar ik vandaan kwam. Ik bedoel niet de moederschoot, maar naar onze vorige buurt, in en rond de Utrechtsestraat, het pulserende hart van Amsterdam. Eega dacht daar genuanceerder over, evenals haar ouders, die bij hun eerste bezoek aan onze nieuwe woonstek in de Jacob Burggraafstraat dolenthousiast beaamden dat het hier "toch wel bijzonder prettig wonen" moest zijn. " Zo lekker rustig".

Nu houd ik toevallig van optimistische typen - en in het bijzonder als die de verwekkers van mijn geliefde zijn - dus heb ik ze niet, ontgoocheld als ik was, naar hun woonoord terug in Gelderland verwezen. Maar had toch wel wat meer solidariteit verwacht.  Een vriend, woonachtig in het westelijk stadsdeel van onze stad, bleef maar roepen: "Jullie woning is zo ruim en zo ruimtelijk ingedeeld. Prachtig, gefeliciteerd hoor!" Gefeliciteerd?  De gek weet niet wat ie beweert. Een ander onbetrouwbaar sujet, dat zich ook al vriend noemt, presteerde het zelfs te verzuchten: "Nou, ik zou hier zonder meer intrekken, fantastische woning!"

Zijn zoontje vond het zo perfect hier, met uitzicht op de vaart dat het blaag zeurde: "mag ik blijven logeren? He, toe nou!" Ik deed of ik die impertinente vraag niet hoorde. Eega hoorde het gelukkig echt niet. Dat mijn broer het hier meteen "te gek voor woorden" vond, is niet zo verwonderlijk: hij woont namelijk in Buitenveldert (het kan altijd nog erger!). Regelmatig stuur ik hem een condoleancebericht voor dat woonleed.

Wat een overgang was dat van de kolkende, zinderende, overbevolkte Utrechtsestraat waar het vierentwintig uur per week een ware heksenketel is, naar de nogal rustige eilanden in het Oostelijk centrum van die goede stad Amsterdam. Het was gvd wel even wennen aan het beslist kalme straatbeeld dat zich hier voortsleept. Eega gaat naar haar werk en aangezien ik thuis werk, blijf ik thuis. Af en toe stap ik in de auto vanwege een klus elders, mijn God wat is dat een feest!

's Morgens zie ik mensen in auto's, op de (brom)fiets, en voetgangers op weg naar hun werk. Vervolgens worden rond half negen de kinderen naar school gebracht. Daarna lijkt het hier wel uitgestorven. Een vijfenzestigplusser op dagelijkse missie, namelijk boodschapjes doen in de rommelige winkel van AH schuifelt geruisloos voorbij, een  moeder met een frisse baby, een arbeidsongeschikte die zijn rondje maakt, en nog wat loslopende individuen: dat is het dagelijkse straatbeeld.

Op de vaart vaart af en toe een bootje voorbij. Een lange man die ik nimmer met zijn bootje zag varen, is voorjaar en zomer bezig zijn vaartuigje op te kallefateren. Toen ik eens naar zijn werkzaamheden stond te kijken richtte de eeuwige klusser met bezweet gezicht het woord tot mij: "Ja mijnheer, ik zeg altijd: koop een boot en werk je dood". Hij lachte grimmig en ging weer noest roest wegkrabben.

Op gezette tijden laat ik hondje Nino uit, zwalk wat langs de straten en plantsoentjes en begin mensen te kennen. Met enkelen, vooral medehondenbezitters, ontstaat contact. Er wordt wat gebabbeld, eerst over de honden en langzamerhand over "het baasje achter de viervoeter". En zo leerde ik mensen kennen, en zo maakten we nieuwe vrienden. Vind ik het nu wel leuk om hier te wonen? Ja! Ik ben ingeburgerd en vind het prima, hoewel ik - uiteraard - wel wat kanttekeningen zou willen plaatsen. Bijvoorbeeld dat althans in onze wijk niet of nauwelijks sociale controle is. Dagelijks zie ik voorbeelden waarvan ik denk: waarom wordt iemand niet aangesproken op zijn/haar verantwoording. Ik doe het wel eens, maar voel mij niet geroepen om daar dagwerk van te maken.

Doorn in mijn oog is de staat van veel, heel veel, tuintjes. Een tuin in het centrum van Amsterdam lijkt mij ongelooflijk. Sommigen echter, gebruiken het lapje grond als opslagplaats voor rommel, laten de boel de boel en wat je ziet is dat wat ooit een lust voor het oog zou kunnen zijn, er verkommerd en smerig bij ligt. Jammer!

Deel deze pagina: