3 buurtverhalen

Thera Keizer / 27-05-2014

Geveltuintjes

Naast onze ingang zijn twee geveltuinen. Asja, één van de buurvrouwen, verzorgt ze vanaf het begin. Naast de planten die gezamenlijk ingekocht worden door de groencommissie van de kazerne, koopt Asja zelf ook planten die ze mooi vindt staan in de tuintjes.

Een paar jaar geleden werd iedere keer als ze nieuwe planten in de tuintjes zette, die binnen een week verdwenen. Eerst ging ze twijfelen aan zichzelf (had ik het daar wel geplant?), toen ging ze verklaringen zoeken (zou er een hond zijn die ze uitgraaft?) Maar toen er echt lege plekken kwamen moest ze het wel erkennen: er werd gestolen. Radeloos en verdrietig werd ze ervan. Wie doet toch zoiets, hoe kom je er achter wie dat doet. Moet je een hekel hebben aan iemand die ook zo van plantjes houd?

Dat alles loste niets op. Uiteindelijk hebben we borden in de tuintjes gezet met de teksten: DIT IS GEEN SUPERMARKT en WIJ KOPEN DE PLANTEN ZELF

Dit hielp, er werd geen plant meer gestolen.

We weten nog steeds niet wie de dief was en misschien hield het stelen ook wel gewoon op omdat zijn of haar tuintje inmiddels goed gevuld was.

De vervulling van soldatendromen

Sinds 1990 woon ik in één van de koppen van de Oranje Nassaukazerne. In de afgelopen 23 jaar zijn er op onze trap 11 kinderen geboren: 10 meisjes en 1 jongen.

Die jongen was de helft van een tweeling, het lijkt of hij een beetje stiekem achter zijn zusje aan gekomen.

We verbaasden ons wel regelmatig over deze overvloed aan meisjes tot een buurvrouw het raadsel oploste: “Eeuwenlang is door soldaten die hier in de kazerne gelegerd waren, gehunkerd naar meisjes.  Wij vervullen hun dromen.”

De jongste aanwinst (natuurlijk een meisje) is inmiddels anderhalf jaar oud. Ben benieuwd hoeveel er nog volgen.

Buurtwachters

Het gebeurde zo’n 15 jaar geleden. Mijn dochter was 3 of 4 jaar oud en lag ziek op de bank in de woonkamer. Het was een mooie ochtend, ik had de slaapkamer schoongemaakt en de ramen opengezet, even doorwaaien.        Tijd voor een kop koffie en mijn dochter een verhaaltje voorlezen.

Nu woon ik bijna begane grond, met een beetje moeite kun je bij me naar binnen klimmen. En dat gebeurde die ochtend.

Een donkere man probeerde naar binnen te klimmen. Op dat moment kwam een buurvrouw de hoek om, om haar hondje uit te laten. Ze riep: “Hé, wat doe je daar” De man stond inmiddels buiten op de vensterbank en antwoordde: “Ik woon hier” Maar de buurvrouw wist “Nee, daar wonen geen donkere mannen maar een vrouw met een kindje”

De bovenbuurman hoorde het geschreeuw, stak zijn hoofd uit het raam, zag wat er gebeurde en begon te schreeuwen dat de man op de vensterbank weg moest. De buurvrouw met hondje probeerde de man naar beneden te trekken.

Gelukkig kreeg ze hulp want wat bleek: de insluiper had zijn fiets een eindje verderop gezet, niet op slot zodat hij snel weg kon rijden. En dat had de buurtjunk gezien (toen hadden we nog onze eigen buurtjunk) Die stond om de andere hoek te gluren van wie de fiets was en of hij ‘m kon jatten. En…hij kende de man die naar binnen wilde klimmen, die kwam uit zijn eigen circuit.

Nu had onze buurtjunk zijn eigen codes: hij stal alleen fietsen (zónder kinderzitje) en inbreken was verwerpelijk. Samen met de buurvrouw haalde hij de man naar beneden.

En al die tijd zat ik gezellig op de bank mijn dochter voor te lezen en had niets in de gaten. Tot de buurtjunk aanbelde om te zeggen dat ik mijn raam dicht moest en me het verhaal vertelde.

Deel deze pagina: