Mijn geschiedenis op de Hoogte Kadijk

Heleen Verschuren / 25-08-2016

Mijn geschiedenis op de Hoogte Kadijk

In 1975 woonde ik op een heel klein kamertje in de Jordaan. De was deed ik bij vrienden op de Hoogte Kadijk. Ik kwam daar langs een rijtje huizen, waarvan de souterrains onbewoonbaar verklaard waren en veel beletages leeg stonden. Ik belde een keer bij iemand aan en kreeg te horen dat een deel van de leegstaande beletages gekraakt was. Ik zei toen: “kan ik dat ook doen?” “ja hoor, nummer zoveel staat al heel lang leeg. Niemand wil z’n hoge nummer op de wachtlijst spenderen aan deze rottige woningen”. Ik heb toen bij het buurhuis aangebeld en de oude mevrouw die er woonde gezegd dat ik de volgende zondag naast haar ging kraken. Ze was er heel blij mee, ‘eindelijk weer buren” en kwam die zondag na de eerste klap van koevoet en hamer met taart aanzetten. Het was de eerste keer dat ik de woning van binnen zag. Hij was prachtig, vooral omdat het aan de achterkant leek of ik naar Zuid-Frankrijk liep. Wit gekalkte buitenmuren, bloeiende geraniums en zon in een diepe tuin!

Successievelijk werden de leegkomende woningen tot in 1979 gekraakt, waardoor er een mix van jonge en oude mensen woonde. Dat ging over het algemeen goed, ondanks of misschien wel dankzij het feit dat de tussenmuren flinterdun waren en je alles van elkaar kon horen. Als ik naar bed ging zei ik tegen het planken plafond, dat tegelijk de vloer van de bovenbuurman was: “Fred, ik ga slapen”, waarop op hij zich stiller door zijn huis bewoog. Soms tikte de buurvrouw op de scheidingsmuur in haar keukentje en zei dat ze een pannetje soep voor me had. Door de muur heen zei ik dan dat ik het kwam halen.

Er was nog één woning in het rijtje die helemaal origineel uit 1828 was. Tussen de voor- en achterkamer zaten twee bedsteden, ieder met de ingang naar een kamer. Die bedsteden waren er bij de andere huizen uitgebroken. Alle huizen hadden een uitbouwtje met daarin een granito keukenblad en spoelbak, samen ongeveer 150cm lang. Dat was het hele aanrecht waar je ook nog moest koken en je wassen! Meteen daarnaast zat de w.c., die zo ondiep was dat je de deur niet kon dichtdoen. Gelukkig had ik een aangetimmerd gedeelte aan die uitbouw, waar ik een gasfornuis, op straat gevonden, en een koelkast kon zetten. Al snel betrok ik ook het leegstaande souterrain bij de woning, door een gat met trap in de vloer te maken. In de uitbouw daarvan kwam een douche en ik ging daar slapen. Dat kon wel eens problemen geven, want als het hard regende kolkte het water door de vloer naar boven. Ik had een stapel klei klaar liggen, legde dat snel om mijn bed heen en sliep weer verder. De volgende dag was het water verdwenen en deed ik de klei weer in een plastic zak. In de winter blies de wind door de schuiframen, waardoor zich aan de binnenkant soms een laagje sneeuw legde.

In de bovenwoning brak ooit brand uit, ontdekt door ‘Ome Karel’ Ellerman, die rook onder het dak uit zag komen. Terwijl ik mijn zondag-ochtend eitje tikte brak de brandweer boven mij het dak van de aanbouw en bevolkten steeds meer buren de tuin, tot ook ik naar buiten moes i.v.m. het spuitwater. Het viel mee, maar de bovenwoning werd ook onbewoonbaar verklaard. Ik mocht hem nog als opslag gebruiken, handig!

Ik werd snel een gewone huurder. Ik was na mijn kraak naar de makelaar gestapt, die de verhuur voor de eigenaresse, wij noemden haar Mevrouw Sibbel, regelde en had hem gevraagd wat de huur was en gezegd dat ik het per giro (toen nieuw) wilde overmaken. Hij kwam nog steeds langs de deur om de huur contant te innen. Hij reageerde “ja die woning staat al lang leeg, dit is de huur en dit het gironummer”. Alle krakers in het rijtje werden successievelijk een gewone huurder.

Toen ik tegen vrienden in de Jordaan had gezegd dat ik ging kraken op de Hoogte kadijk reageerden zij met “hoe kan je daar gaan wonen, het is het einde van de wereld!” Het bleek niet het einde van de wereld te zijn , zo’n 10 minuten fietsen van de Dam, maar vooral het begin van een nieuwe wereld. In 1978 werden plannen bekend om de woningen te slopen.  Die afbraak werd tegen gehouden door een intensieve actie van de bewoners. De gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting nam de huizen over en samen met progressieve, jonge ambtenaren werd bereikt dat de huizen de status ‘beschermd stadsgezicht’ kregen. Daarna werden gezamenlijk plannen gemaakt die leidden tot de eerste renovatie in 1980, waarbij officieel het souterrain bij de beletage werd getrokken. Bijzonder was dat bijna alle bewoners, behalve wat ouderen die voor een gelijkvloerse woning kozen, wilden terugkeren. Dat kwam natuurlijk door de woningnood, maar ook doordat wij in ’t algemeen goed met elkaar konden opschieten, elkaars gevoeligheden respecteerden en aanspraak op elkaar konden maken voor hulp, kennis en kunde. . Velen woonden aleen of met z’n tweeën in de woningen met één slaapkamer. Maar ook een gezin met twee kinderen bleef er in wonen en maakte heel kleine slaapkamertjes.

De woningnood was ook in de jaren ´80 enorm. Ik weet nog goed hoe een aardige vrouw die aan het begin van de Kadijk woonde een keer op straat huilend vertelde dat ze naar Almere moest vertrekken omdat ze geen enkele geschikte en betaalbare woning voor haar gezin in Amsterdam kon vinden.

Bij de tweede, zeer langdurige renovatie die in 2012 afgerond werd, keerde opnieuw een groot deel van de bewoners terug. De Sibbelwoningen hadden toen als complex in Amsterdam de langste woonduur van de bewoners

 

Hoe de buurt was

Op de Hoogte Kadijk stonden toen zeer verwaarloosde huizen en pakhuizen. Er waren een aantal fabrieken, zoals de papierfabriek waarvan de zware vrachtwagens door de straat ronkten en het huis stond te schudden. Er was een GEB dat het hele centrum bediende, een PTT centrale in het gebouwtje op nr 70 en er waren lege terreinen. Tegenover het GEB gebouw was een grote fietsenstalling van de gemeente. Hij was van hout met een mooi sierlijk daklijstje.

Voor de Sibbelwoningen lag een grote asfaltvlakte die afliep naar het water. Daaronder schenen fundamenten te liggen voor een hoofdkantoor van de DELA, die had gedacht dit ver buiten het centrum te bouwen maar er vanaf zag. Het was een handige helling om je oude auto als hij niet startte vanaf te laten duwen, net voor de Nieuwe Vaart sloeg hij meestal aan en kon je een mooie bocht maken en verder rijden. Op diezelfde vlakte organiseerden een aantal buurtbewoners begin jaren ’80 een openlucht bioscoop, met projectie op de zijwand van het belendende, wit geschilderde pakhuis. De Kadijk was ook doorlooproute voor de junks en hoeren die zich in die tijd in de Czaar Peterstraat ophielden. Het is mij overkomen dat er een keer een junk aanbelde om te vragen of ik een lepeltje had om zijn heroïne op te branden.

In de straat zaten in ’75 in een souterrain van de Sibbelwoningen een groenteboer, de bakker zat op de ene hoek met de Tussenkadijken, daanaast was een melkboer, op de andere hoek zat een loodgieter. Zeilmakerij Baron huisde op nr 17 en op het Kadijksplein was een tabakswinkel. Er zaten middenstanders die onderstukken als opslag gebruikten, zoals de firma Scheffer (schilders). In het mooie huisje om de hoek van het Zeemanshuis woonde de dierenarts. Mijn oude buurvrouw Ellerman, bijna 100 geworden, vertelde dat er omstreeks 1920 12 slagers en 20 kappers (scheren van de mannen) gezeten hadden. Bijzonder was de kruidenfabriek, het gebouw tussen het rijtje Sibbelwoningen en de daarop gelijkende woningen aan de Hoogte Kadijk. Daar werden kruiden van vaten en tonnen in klein verpakking gedaan. Je rook soms speculaaskruiden, peper of kaneel. Aan het eind van de Kadijk, waar nu de Texaco en de Keuringsdienst van Waren zit, zat een gigantische autosloperij. Iedereen kon zijn auto daar brengen, ze werden met benzine en al op elkaar getakeld tot enorme stapels, waartussen een paar loopgangetjes waren. In 1978 brak daar een brand uit. Het was één groot, laaiend vuur waar felle knallen uitkwamen, gebroken ruiten rondspatten en waar enorme roetwalmen vanaf kwamen. Een spectaculair schouwspel, waar de buurtbewoners, helaas maar terecht, door politie en brandweer gedwongen van weg moesten lopen. Via de Plantage Middenlaan en de Nieuwe Herengracht terug naar de Kadijk, want de Nijlpaardenbrug bij Artis was er nog niet.

Op alle hoeken van het Kadijks- en Schippersgrachtplein zaten kroegen, net als nu. Orlov was voorheen “Rooie Nelis”, niet de officiele naam maar ooit een eigenaar scheen communistische sympathieën te hebben. Dat was een ‘volks’ café. Op de andere hoek zat Confianza, voor al uw schimmige en onderwereld zaken en waar je mooie, sterke verhalen kon horen. Scharrebier werd in de jaren ’70 en ’80 bevolkt door een deel van de Sibbelbewoners, studenten, klussende zelfstandigen, en later mensen uit de culturele scene. In de Druif zaten vooral échte drinkers, poëten, schilders en keurige mensen met een gewone baan. Op zaterdag kwam de Volendammer visman altijd uitverkopen, later ook de tulpenbroers en tegen sluitingstijd om enen kwamen de verkopers van Volkskrant en Telegraaf hun krant slijten. Er waren jaarlijks voetbalwedstrijden tussen de Druif en Scharrebier. Tussen de café’s aan de enen en andere kant van het plein werden zwem- en touwtrekwedstrijden gehouden over de Nieuwe Herengracht –plonzen dus. Op de hoek voor Scharrebier repareerde ‘Hans Peu’ Peugeots en de timmerman Hans had de titel Burgemeester van het Kadijksplein. Er was wel verschil in de café’s, maar je kende toch veel bezoekers van ieder café bij naam of als type uit de buurt.

Aan het begin van de Kadijk was een zaaltje dat door de week werd verhuurd aan de Amsterdamse Politie Boksvereniging. Op zondagavond werd het zaaltje omgetoverd in jazzclub De Blokhut, met als gastheer washboardspeler Herman Openneer en drankverschaffing door tante Alie. Daar kwamen ook vaak muzikanten, waaronder zeer beroemde, die in de stad hadden opgetreden, om mee te jammen. Het publiek zat opgepropt langs de muren en op de grond. Later was er de Joseph Lamb club op de Laagte Kadijk, ingeklemd tussen de muur om en het gebouw van het Entrepotdok, waar veel publiek uit de stad naartoe kwam.

Omdat nog bijna niemand telefoon had functioneerde voor de Sibbelbewoners die in Scharrebier kwamen in de jaren ’70 en begin’80 dat café als telefooncentrale. Je belde op, vroeg of de persoon die je wilde spreken daar was en zo niet liet je een boodschap achter. Deze werd altijd door de onverstoorbare eigenaar Harry –later ’oude Harry’ genoemd om hem te onderscheiden van een nieuwe barman- doorgegeven als die persoon binnen kwam. Meestal op een briefje geschreven. Alhoewel ex-militair kon Harry de teugels laten vieren. Ik weet nog dat ik haren geknipt heb in het café, dat er iemand een keer met een solex door de ene deur binnen kwam en door de andere eruit ging en dat we opeens de tafels aan de kant schoven omdat er iemand tango les wilde geven.

Tijdens de acties voor behoud van de Sibbelwoningen hadden wij het leegstaande Koffiehuis van den Volksbond weten te huren voor een symbolische prijs van één gulden als overleg- en vergaderplek. Wij moesten in ruil daarvoor rotte raamdelen vervangen en schilderen. Zo nu en dan werd iedereen opgeroepen daaraan mee te doen. Meestal lukten die klussen onder het commentaar van Ome Kees, die in een heel klein en scheef huisje op de Laagte Kadijk woonde. Van hem was de uitspraak dat wij toch niets konden bereiken, “want de gemeentepolletiek wordt beheerst door de CCC”. Daarmee bedoelde hij chantage, corruptie en connecties. Zodra wij meenden dat wij gemanipuleerd werden door ambtenaren zeiden wij onder elkaar: “dit is CCC”. Nog steeds gebruik ik die uitspraak wel eens.

 

Hoe ’t werd

De renovatie van de Sibbelwoningen bracht de Kadijken onder de aandacht van de stadsbestuurders. Hier kon gewoond worden aan het water. Niet lang daarna begon de woningbouw op het voormalige DELA terrein, werden de pakhuizen die  -voorheen- de Gekroonde Valk brouwerij omzoomden afgebroken en kwam er nieuwbouw en een straat, de Buiten Kadijken en de Pelikaanbrug als verbinding naar Wittenburg. Pakhuis De Pelikaan, met aanliggende  stukken, werd omgevormd tot woongebied, waar nu de Matrozenhof is. Een enorm project was de verbouwing van het Entrepotdok tot woningen. Waar ik altijd vanuit mijn huis aan de achterkant op de gesloten luiken van het dok keek en de muur die dit afsloot als douane gebied mijn tuin begrensde, kwamen nu woningen. De Laagte Kadijk , die voorheen tot de Tussenkadijk liep, werd doorgetrokken. Ik weet nog goed hoe ik een keer in de tuin zat, er een luik openging en er enorme zwarte wolken naar buiten kwamen. Mijn eerste gedachte was ‘brand’, tot ik een klein topje van een stok heen en weer zag bewegen. Er werd stof weggeveegd! Dit was het begin van de grote aanpak. De Sibbelbewoners, net terug in hun gerenoveerde woning, werden gek van de hoeveelheden rood steengruis die dagelijks naar binnen kwam door het uitzagen van het Dok en van de mechanische beiltels, waarmee over de hele lengte de voegen werden bewerkt. Het was 2 jaar afzien, maar toen stond er ook wat. Toen een paar jaar later de muur van het Entrepotdok werd afgebroken kwam er een eind aan het vrije leventje in de Sibbelwoningen. Waar wij voorheen nog wel eens topless wilden zonnen in de tuin, kippen hielden of een vuurtje stookten moesten wij opeens rekening houden met achterburen.

 

En nu

Na de tweede renovatie van de Sibbelwoningen zijn de vrij gebleven woningen geliberaliseerd. De huur is dusdanig hoog dat die niet meer door iemand alleen bewoond kunnen worden, tenzij zeer goed verdienend. De bovenwoningen hebben een nogal vlottende bevolking van jonge stellen, die ofwel weer uit elkaar gaan en dan de woning verlaten, of met een kindje de woning te klein vinden.

Er zijn een paar nieuwe beneden bewoners, die meer beklijven en via de tuin wel wat contact hebben met hun buren. Dit wordt ook bevorderd door de onderlinge, en nu vastgelegde afspraak, dat geen schuttingen mogen worden geplaatst. Het tuinengebied ziet er daardoor als één groot groen gebied uit. Ik kijk nog steeds uit op een boom die ik ruim dertig jaar geleden geplant heb en die nu boven het Entrepotdok uit steekt. Wel staat hij nu in een plantsoen, omdat de Sibbeltuinen kleiner zijn gemaakt en een strook plantsoen geworden is. Een leuk plantsoen, waar veel mensen gebruik van maken, met nog een paar oude bomen die door de actie van een buurtbewoner gespaard zijn van illegale kap voor de renovatie. Aan de voorkant kijk ik, ondanks nog steeds een tekort aan betaalbare huurwoningen, uit op verkochte sociale huurwoningen. Ik hoor de bewoners op de balkons Pools of Engels praten of zie er clubjes studentenvrienden wonen. De internationalisering neemt toe, ik ben verrast als ik iemand op straat Nederlands hoor spreken. Groepjes toeristen op fietsen zwalken ook hier door de straat. Soms zie ik ze stoppen bij het beeld van de Gekroonde Valk en op een app kijken. Wat ik ontdekte: er is geen einde van de wereld, hij verandert alleen eindeloos. Ik kan gelukkig nog steeds weer terugkomen naar mijn wereldje van tuin, buren en buurtgenoten midden in Amsterdam.

Deel deze pagina: