Familieboek

Josef de Boer / 01-01-2006

Van Josef de Boer uit Korneuburg (Oostenrijk) kregen we een familieboek toegestuurd met zijn herinneringen aan Oostenburg.

Amsterdam De oorlog was afgelopen en mijn vader wilde weer naar Holland. Op 7 april waren mijn ouders op het consulaat. Eind april of begin mei vertrokken ze naar Holland. Dat was helemaal niet zo makkelijk. Ze waren drie weken onderweg. De reis ging door Duitsland, Frankrijk en Belgie, en wel in een goederentrein, samen met twintig andere personen in een veewagon.

In Amsterdam woonden ze ongeveer twee weken in de Wagenaarstraat 109. Kort daarna verhuisden ze naar Oostenburg, een deel van de eilanden. Eerst woonden we in de Middenstraat, boven een IJssalon. Kort daarna verhuisden we enige straten verder, naar de Nieuwe Oostenburgerdwarsstraat 7.

Middenstraat. We waren bij tante Dirki en ome Frits uitgenodigd om te komen eten. Mama deed ons in het bad en trok ons mooie kleren aan. Toen ze echter een moment niet oplette, zat ik weer in het bad, maar ditmaal met kleding. Omdat we maar 1 tenue hadden, moest het eerst gedroogd worden.

Nieuwe Oostenburgerdwarsstraat Daar woonden we op de eerste verdieping van een drie verdiepingen tellend huizenblok. In huis nummer 7 werd de parterre bewoond door: links de familie Hans en Rie Eggink, die hadden een dochter. Rechts woonde de familie Theo Vosveld, die hadden twee zonen. Theo Vosveld had open tuberculose. Hij gaf ons altijd de Donald Duckstrip en ander leesvoer. Ook gaf hij ons kleine zoetigheden om te snoepen. We moesten echter alles weggooien wegens het besmettingsgevaar. Op de eerste verdieping woonde een vrouw met haar volwassen zoon. Ik denk dat deze zoon toen ongeveer veertig jaar was. De vrouw heette Wies en we noemden haar "tante Wies". Rechts woonden wij. Op de tweede verdieping woonde links de familie Elsing, die hadden een dochter.

Aan de andere kant, precies tegenover ons, woonde de familie Gerard en Ger van Breevoort. We noemden ze oom en tante. Ze hadden twee kinderen van onze leeftijd. De dochter heette Annie, de zoon Gerard. Met hen speelden we voor de eerste keer doktertje en zustertje.

Op de derde verdieping woonde links de familie Bootsma. Die hadden geen kinderen. Rechts woonde de familie Monfrans met hun beide dochters.

Later woonden we op de parterre, in de woning waar eerst Theo Vosveld met zijn familie had gewoond. De familie was verhuisd.

Rolschaatsen. We konden heel goed rolschaatsen. We konden het bijna perfect en gingen soms zelfs achter autobussen hangen. We reden van Oostenburg tot de Czaar Peterstraat mee.

Zeer geliefd om aan te pikken waren de wagens van Van Gend en Loos, een vervoersbedrijf met vestigingen in heel Nederland.

De zeehond. Tussen Oosterburg en Wittenburg was er eens een zeehond in het water. De zeehond was ergens door de sluizen in de binnenwateren terechtgekomen. Oom Hemmy kwam deze dag dronken naar huis. Hij trok zijn hemd uit en wilde de zeehond zoeken. De anderen hielden hem tegen. De volgende dag wist Hemmy niets meer van dit voorval.

De Brandstraat In de Brandstraat was er in het begin toen wij in Oostenburg woonden een snoepwinkel. Daar had je stroopsoldaatjes. Helaas konden wij die niet kopen, omdat we geen geld hadden. Naast de snoepwinkel in de Brandstraat woonde Arie, een vriend van ons. Arie moest altijd om acht uur gaan slapen, en dat was voor ons zeer ongewoon, omdat we meestal tot 12 uur op straat konden spelen. Meestal plaagden we Arie, als hij middenin ons spel naar huis moest om te gaan slapen.

Zakgeld verdienen Er waren in onze straat, althans voor ons, veel oude mensen. Theo en ik vroegen bijna elke dag aan de buren in onze straat of we voor ze naar de bakker, de slager, of de groentenboer moesten, om iets te bezorgen. We kregen bijna altijd wel een paar centen. Als niemand levensmiddelen nodig had, voregen we naar statiegeldflessen of papierzakken. Ook kleine medicijnenflesjes brachten we naar de Apotheek op Kattenburg, want dat bracht ook geld op. Lege flessen brachten we naar de levensmiddelenwinkel. Daar kregen we statiegeld. De papieren zakken brachten we naar de gracht tussen Oostenburg en Wittenburg naar de poelier. De eierenman gaf ons 1 ei voor ongeveer vijftig zakken. Dat ei werd dan in het weekeinde verorberd.

Zeeburg Daar was Van Gend en Loos. Dat was een paardenonderneming. Daar waren we vaker en keken toe bij het overladen van waren. De paarden hadden hele korte staartharen: de haren werden steeds afgeknipt en als matrasvulling gebruikt.

Vrienden en bekenden We hadden veel speelkameraden. Dat waren: Lucky van Dam, Lucky Rijbroek, Jani Vlucht, Arie en Freeki Ooms. Kiki Meier was een meisje uit Theo's klas, dat Franse les volgde. Dat was voor Theo een reden, om ook op Franse les te gaan. Dan was er nog, in de buurt van de Czaar Peterstraat, een meisje met de naam Edna. Zij beviel mij zeer. Ik herinner haar mij zo goed, omdat ze dezelfde naam had als de vulkaan op Sicilie. Ik had desondanks geen langere tijd contact met haar, omdat we kort daarna verhuisden naar Oostenrijk.Uit het Duits vertaald door Marja van Hal.

Deel deze pagina: